Gereedschap |
Gereedschappenset |
Sneltoets |
Pipet
|
Basisgereedschappen |
Shift+E |
Met het gereedschap Pipet kunt u een aantal kenmerken van een object opnemen en daarna toekennen aan om het even welk ander object in de tekening.
Met het gereedschap Pipet kunt u geen kenmerken van het ene naar het andere bestand overdragen.
Als u Pipet selecteert, verschijnen volgende tekenmethodes in de Methodebalk.
Parameter |
Omschrijving |
Kenmerken opnemen |
Wanneer u met het pipet op een object klikt, worden al de kenmerken van dit object opgenomen. |
Kenmerken toekennen |
Het emmertje ‘giet’ alle opgenomen kenmerken neer op het object van zodra u op dit object klikt. |
Instellingen |
Klik op deze knop om de standaardinstellingen aan te passen. |
Instellingen |
Klik in dit veld om de te kopiëren kenmerken te bepalen en om sets te bewaren en te beheren. |
Tip: Door de alt-toets (Mac) of de control-toets (Windows) in te drukken kunt u wisselen tussen Kenmerken toekennen en Kenmerken opnemen.
Om kenmerken over te dragen:
1. Activeer het gereedschap en de methode. Klik dan op de knop Instellingen om het dialoogvenster ‘Pipet’ te openen en te bepalen welke kenmerken u wilt overdragen.
OF: Selecteer een set bewaarde kenmerken in de keuzelijst van de Methodebalk.
2.Kies welke kenmerken u wilt opnemen en toepassen met behulp van het gereedschap.
Klik om de velden te tonen/te verbergen.
3.Selecteer Instellingen opnemen in de Methodebalk; de cursor verandert hierbij in een pipet.
4.Klik op het object waarvan u de opgegeven instellingen wilt overnemen.
5.Selecteer Instellingen toekennen in de Methodebalk; de cursor verandert hierbij in een emmertje.
6.Klik op het object waaraan u de opgenomen instellingen wilt toekennen.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~