Methode |
Gereedschap |
Gereedschappenset |
Bewerk
|
Afvloeiing plaat
|
Architectuur |
Killen worden gevormd worden door twee snijdende plaatvlakken. U kunt killen bewerken en verwijderen door middel van de commando’s in het contextmenu. Deze commando’s zijn enkel beschikbaar wanneer het gereedschap Afvloeiing plaat geselecteerd is.
Wanneer u een kil creëert krijgt deze het standaard hellingspercentage en wordt de hoogte aan de rand berekend op basis van de hoogte van het afvoerpunt en het snijpunt met de plaatrand. De hoogte van het controlepunt wordt bepaald door de aanvangsrichting van de kil en de dichtstbijgelegen grenzen van de plaatomtrek. Als u ervoor kiest om de kil te koppelen aan de hoogte van het controlepunt, wordt de kil automatisch herrekend op basis van de locatie en hoogte van het controlepunt en afvoerpunt.
Om de kenmerken van killen te bewerken:
1. Selecteer de plaat.
2.Activeer het gereedschap en de methode.
3.Klik met de rechtermuisknop op een of meer afvoerpunten en selecteer de optie Bewerk kil(len) in het contextmenu.
Het dialoogvenster ‘Instellingen kil’ wordt geopend.
4.Pas de instellingen aan.
Klik om de velden te tonen/te verbergen.
U kunt killen afzonderlijk roteren, of alle killen die met eenzelfde afvoerpunt verbonden zijn gezamenlijk roteren.
Om een kil te roteren:
1. Selecteer de plaat.
2.Activeer het gereedschap en de methode.
3.Om een of meer afzonderlijke killen volgens dezelfde hoek te roteren, selecteert u de kil(len) en klikt u met de rechtermuisknop op een van de killen. In het contextmenu dat nu verschijnt, selecteert u de optie Roteer.
Om alle killen die met een bepaald afvoerpunt verbonden zijn, gezamenlijk te roteren, klikt u met rechts op het afvoerpunt en selecteert u de optie Roteer kil(len) in het contextmenu.
Het dialoogvenster ‘Roteer’ wordt geopend.
4.Geef op de hoek op waarmee u de kil(len) met de klok mee wilt roteren.
Wanneer twee killen aan een kilgoot grenzen, kan het afschot een plooi vertonen, waardoor het niet mogelijk is om een eendelig 2D-vlak te creëren. Op de plaats van de plooi verschijnt een lijn. Afhankelijk van de grootte van de plooi en de constructiemethode die gebruikt wordt, vormt de plooi mogelijk geen probleem. Als de plooi groter is dan 0,1% verschijnt een aanduidingslijn aan de hand waarvan u de plooi kunt corrigeren.
Als de plaat een plooi vertoont, bepaalt Vectorworks aan de hand van drie criteria vanuit welk afvoerpunt deze plooi vertrekt. In eerste instantie krijgt het afvoerpunt met het minst aantal verbindingen de voorkeur. Als beide afvoerpunten evenveel verbindingen hebben, wordt het afvoerpunt met de steilste kil gekozen. Als beide killen eenzelfde helling hebben, gaat de voorkeur naar het afvoerpunt waarvan de kil zich in de kleinste hoek tot de kilgoot bevindt. Zijn alle factoren gelijk, dan kan elk van de twee afvoerpunten gebruikt worden.
Om een plooi te verwijderen, klikt u met de rechtermuisknop op een van de killen die aan de plooi grenzen. In het contextmenu dat nu verschijnt, selecteert u de optie Verwijder plooi(en).
De helling, en eventueel ook de richting, van de kil wordt aangepast. Hierdoor kan de helling onder de opgegeven minimumwaarde komen te liggen. Mogelijk zijn in dit geval nog bijkomende aanpassingen aan de plaat nodig om dit probleem op te lossen.
Om een kil te verwijderen:
1. Selecteer de plaat.
2.Activeer het gereedschap en de methode.
3.Klik met de rechtermuisknop op een of meer killen en selecteer de optie Verwijder in het contextmenu.
Afvoerpunten en kilgoten hebben voldoende killen nodig om de omliggende hellingen te bepalen. Dit betekent dat u een kil niet kunt verwijderen wanneer hierdoor tussen de resterende killen een hoek ontstaat groter dan 150 graden, of wanneer dit de enige kil is tussen twee kilgoten in een rechte lijn.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~