Gereedschap |
Gereedschappenset |
Geografisch referentiestelsel
|
GIS |
Gebruik het gereedschap Geografisch referentiestelsel om een referentiegrid te plaatsen met parallellen, meridianen en aanduidingen die de oriëntatie van de aarde tonen in een bepaald deel van de tekening. De gridlijnen zijn gebaseerd op de assen in breedte- en lengtegraad uit het coördinatensysteem van de laag.
Als het document nog geen georeferentie bevat, zal het dialoogvenster ‘Georeferentie document’ worden geopend. Selecteer hierin het gewenste coördinatensysteem. Zie Georeferenties aan een document toevoegen.
Om een geografisch referentiestelsel te creëren:
1. Activeer het gereedschap en kies één van de invoegmethodes. Met de methode D.m.v. Rechthoek definieert u de omtrek van het geografisch referentiestelsel aan de hand van een rechthoek. Met de methode D.m.v. Polylijn definieert u de omtrek aan de hand van een polylijn. (Zie Polylijn).
2.Klik op de knop Instellingen om het dialoogvenster ‘Instellingen Geografische referentiestelsels’ te openen en de standaardinstellingen voor het gereedschap aan te passen. Na het invoegen van het object kunt u de eigenschappen ervan wijzigen via het Infopalet.
Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.
3.Teken door middel van een rechthoek of polylijn de omtrek voor het geografisch referentiestelsel. Doe dit in de nabijheid van de locatie die bepaald werd bij de instellingen. Zorg ervoor dat deze omtrek groter is dan het referentiestelsel, opdat het referentiestelsel niet wordt afgesneden door de omtrek. Zodra u de omtrek voltooit, wordt een geografisch referentiestelsel over de opgegeven locatie gecreëerd.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~