De Teamwerkserver regelt de toegang tot projectbestanden in situaties waarbij directe toegang tot de bestanden ongewenst is of problemen oplevert. Een server is aanbevolen voor grote teams die samen aan een project werken, of voor kleine teams die problemen ondervinden zoals vergrendelde of niet-beschikbare projectbestanden bij het lokaal delen van bestanden. Als u voor het bewaren van uw projectbestanden gebruik wilt maken van een ander platform dan Windows of Mac, zoals Linux of een NAS-toestel (Network-Attached Storage), installeer de server dan als een container-app op het Docker®-platform.
IInstalleer de Teamwerkserver-software op één enkele computer. Op deze computer zullen alle projectbestanden worden opgeslagen. Voor de installatie zijn beheerdersrechten vereist. Voer het installatieprogramma uit en stel de gewenste serveropties in. De server wordt automatisch gestart nadat de installatie is voltooid.
Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.
Om de server te deïnstalleren:
● Windows: dubbelklik op het volgende bestand: C:\ProgramData\psserverd\uninstall.exe
● Mac: voer het volgende script uit in Terminal: /Library/Application Support/Vectorworks/psserverd/scripts/uninstall.sh
Vectorworks levert een “Docker image” van de Teamwerkserver, waarmee u de server als een virtuele machine op het Docker-platform kunt uitvoeren. Dit maakt het mogelijk de server met een ander platform dan Windows of Mac te verbinden.
Installeer het Docker-pakket op de hostcomputer. Installeer en configureer vervolgens de Teamwerkserver. De precieze stappen zijn afhankelijk van het platform dat u gebruikt, maar dit is de algemene werkwijze:
1. Laad het “image” bestand dat samen met Vectorworks wordt geleverd: Psserverd.tar. Een image is de definitie van het virtuele toestel dat Docker op uw computer zal laten draaien.
2.Maak een container op basis van de image. Een container is een actief exemplaar van het virtuele toestel.
3.Wijs twee volumes toe aan de container: één voor de projectmap en één voor de logbestanden. Op deze manier koppelt u een bestaande map op de hostcomputer aan een map binnen het virtuele Docker-toestel. De naam van de eigenlijke mappen kunt u zelf kiezen, maar de mappen op het virtuele toestel moeten als volgt worden genoemd. De container moet schrijftoegang hebben tot beide mappen.
● Projectmap: /usr/psserverd/Projects
● Map logbestanden: /usr/psserverd/logs
4.Stel de container in op hetzelfde netwerk als de Docker-host. Hierdoor gebruikt de server poort 22001 op de hostcomputer.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~