De functie voor beeldeffecten stelt u in staat om geïmporteerde afbeeldingen (bitmaps), afbeeldingshulpbronnen, zichtvensters, afbeeldingstexturen en Renderworksachtergronden op basis van afbeeldingen, makkelijk te verbeteren zonder dat u hiervoor een volledige en tijdrovende rendering moet uitvoeren of moet exporteren naar een extern beeldbewerkingsprogramma. Bovendien kunt u meerdere items tegelijkertijd selecteren en aanpassen.
Met het gereedschap Pipet kunt u Kenmerken overdragen, inclusief beeldeffecten, tussen bitmaps en zichtvensters.
Om beeldeffecten aan te passen voor een geselecteerde bitmap, afbeeldingshulpbron, geïmporteerde afbeelding of zichtvenster:
1. Volg een van onderstaande werkwijzen:
● Als u afbeeldingsbestanden importeert (zie Afbeeldingen importeren) klikt u in het dialoogvenster ‘Importeer afbeelding’ op de knop Beeldeffecten.
● Selecteer een bitmapobject, selecteer Beeldeffecten toepassen en klik vervolgens op de knop Beeldeffecten in het Infopalet.
● Als u een hulpbron creëert op basis van een afbeelding (zie Nieuwe hulpbronnen creëren) klikt u in het dialoogvenster ‘Importeer afbeelding’ op de knop Beeldeffecten.
● Zodra de gewenste afbeeldingshulpbron in Vectorworks bestaat, klikt u erop met de rechtermuisknop. Selecteer het commando Bewerk beeldeffecten in het contextmenu (zie Contextmenu-commando’s in de Hulpbronnenlijst).
● Als u de eigenschappen van zichtvensters wijzigt (zie Instellingen van zichtvensters), selecteert u Beeldeffecten toepassen. Klik dan op de knop Beeldeffecten in het Infopalet of selecteer het commando Bewerk beeldeffecten in het contextmenu. Het zichtvenster moet worden gerenderd met OpenGL of een Renderworks rendermethode en worden bijgewerkt.
● Als u een kleurenshader creëert op basis van een afbeelding en u importeert een afbeelding voor de kleurenshader (zie Texturen creëren op basis van afbeeldingen), klik dan op de knop Beeldeffecten in het dialoogvenster ‘Afbeelding’.
● Als u een achtergrond creëert op basis van een afbeelding (zie Achtergronden op basis van afbeeldingen creëren) klikt u op de knop Beeldeffecten in het dialoogvenster ‘Afbeelding’.
Het dialoogvenster ‘Beeldeffecten’ wordt geopend.
Klik om de velden te tonen/te verbergen.
2.Het voorvertoningsvenster toont een dynamische weergave van de afbeelding of het zichtvenster op basis van de huidige instellingen in het dialoogvenster. Voor een bestaande afbeelding of een zichtvenster kunt u op de knop Voorvertoning klikken om het effect van uw aanpassingen in de tekening te zien.
3.Klik op Toepassen.
Wanneer u de beeldeffecten instelt vanuit het Infopalet, kunt u de effecten in- en uitschakelen met de knop Beeldeffecten toepassen.