Voor objectstijlen en parametrische objecten (zowel met als zonder stijl) kunt u bepaalde instellingen regelen, ongeacht of het parametrisch object bijvoorbeeld een kolom of een bladkader is. Omdat deze instellingen inherent zijn aan parametrisch objecten en niet aan het objecttype, zijn ze niet toegankelijk via het instellingenvenster van een object.
Om de klasse, weergave van 2D-componenten of doorsnedeweergave voor een objectstijl of parametrisch object in te stellen:
1. Klik met de rechtermuisknop op de hulpbron in het Hulpbronnenbeheer of op het parametrisch object in de tekening. Selecteer vervolgens Instellingen objectstijl of Instellingen parametrisch object in het contextmenu.
Het dialoogvenster ‘Instellingen objectstijl’ of ‘Instellingen parametrisch object’ wordt geopend.
2.Als u de instellingen voor een objectstijl opent, stel dan de status (Volgens stijl of Volgens invoeging) van de parameters in (zie Concept: Objectstijlen voor parametrische objecten). Als u de instellingen voor een parametrisch object opent, kijk dan de Volgens stijl/invoeging-instellingen na om te controleren of u inderdaad de instellingen individueel kunt instellen voor dit object. Voor wijzigingen aan de status van parameters moet u naar het dialoogvenster ‘Instellingen objectstijl’ gaan.
Net als bij gewone parameters van parametrische objecten kunnen de opties in deze dialoogvensters (wanneer ze volgens invoeging zijn ingesteld) op elk gewenst moment worden gewijzigd, inclusief de Klasse. Als de parameters afhangen van de stijl en de objectstijl verandert, dan worden alle objecten in het bestand met die objectstijl mee gewijzigd.
Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~