Commando |
Locatie |
Creëer objectstijl |
● Extra ● Contextmenu |
Creëer een objectstijl om aan sommige parameters van objecten vaste waarden en aan andere parameters variabele waarden te geven (zie Concept: Objectstijlen voor parametrische objecten).
Om een objectstijl voor parametrische objecten te creëren:
1. Selecteer in de tekenzone een exemplaar van het parametrische object zonder objectstijl.
2.Klik met de rechtermuisknop op het parametrische object zonder stijl en selecteer in het contextmenu het commando Nieuwe objectstijl vanaf parametrisch object zonder stijl.
Het dialoogvenster ‘Creëer symbool’ wordt geopend.
3.Selecteer de doelmap waarin u de objectstijl wilt onderbrengen.
Het dialoogvenster ‘<Object> stijl’ of ‘Objectstijl parametrisch object’ wordt geopend. Hierin vindt u de parameters voor het geselecteerde parametrische object. De stappen die u dient te volgen om een objectstijl te creëren, zijn ietwat verschillend afhankelijk van welk van de twee dialoogvensters verschijnt.
4.Bepaal de status (Volgens stijl, Volgens invoeging en Volgens catalogus) voor elke parameter en bewerk indien nodig de waarde van elke parameter zoals beschreven in deze secties:
● Het dialoogvenster ‘<Object> stijl’ bevat naast de parameters voor het object de knoppen Volgens stijl en Volgens invoeging en (voor sommige objecten) de knop Volgens catalogus (zie Dialoogvenster voor een objectstijl op maat).
● Het standaard dialoogvenster ‘Objectstijl parametrisch object’ bevat de knoppen Volgens stijl en Volgens invoeging niet, enkel de parameters voor het object (zie Standaard dialoogvenster voor een objectstijl).
5.Sommige objectstijl-instellingen kunt u regelen ongeacht of het parametrisch object bijvoorbeeld een kolom of bladkader is. Zie Extra instellingen voor objectstijlen en parametrische objecten voor het instellen van opties zoals de klasse van de objectstijl, de weergave van de 2D-componenten en de doorsnedeweergave.
Voor meer informatie over het gebruik van 2D-componenten voor objectstijlen, zie 2D-componenten creëren voor symbooldefinities en parametrische objecten. Hier vindt u bijkomende stappen om de componenten als een onderdeel van de stijl op te nemen.
Het dialoogvenster voor een objectstijl op maat lijkt sterk op dat van de objectinstellingen, waarmee u het object kunt invoegen en bewerken. De enige uitzondering zijn de extra parameters voor het bepalen van de objectstijl.
1. Geef een Naam op voor de stijl. Let op: deze moet uniek zijn in het bestand.
2.Als het parametrische object de mogelijkheid voorziet om catalogusinstellingen te gebruiken (zie Concept: Objectstijlen en catalogusproducten), zullen hier ook catalogusparameters worden weergegeven. Is dit niet het geval, ga dan verder naar stap 9.
Als een catalogusproduct reeds gekoppeld is aan de stijl, vindt u naast Haal op uit catalogus een beschrijving van het item.
3.Om een catalogus te koppelen, te wijzigen of los te koppelen van de stijl, klikt u op Catalogus. Om een ander item te kiezen uit dezelfde dialoog, gaat u verder naar stap 5.
Het dialoogvenster ‘Selecteer catalogus’ wordt geopend.
Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.
Als een catalogusproduct voorheen gekoppeld was aan de stijl, wordt in de nieuw gekoppelde catalogus gezocht naar een item waarvan de parameters overeenkomen met ingevoegde objecten die die stijl gebruiken. Als er een overeenkomst is, zullen de objecten automatisch het nieuwe catalogusproduct gebruiken. Is er geen overeenkomst, dan blijven de vorige catalogusparameters gelden totdat u een item uit de nieuwe catalogus selecteert.
4.De eerste keer dat u een bepaalde catalogus selecteert, wordt automatisch het dialoogvenster ‘Catalogus’ geopend. Anders klikt u op de knop Haal op uit catalogus.
Het catalogusvenster wordt geopend met in de titelbalk de naam van de huidige catalogus.
5.Selecteer het catalogusproduct dat u wilt gebruiken voor de objectstijl zoals beschreven in Catalogusproducten selecteren voor objectstijlen van parametrische objecten.
6.Klik op OK om terug te keren naar het dialoogvenster ‘<Object> stijl’.
7.Klik op de knop Volgens stijl/invoeging naast Haal op uit catalogus om te bepalen of de selectie van de catalogus zelf volgens stijl of volgens invoeging gebeurt.
● Stel het catalogusproduct in volgens stijl om zeker te zijn dat alle objecten met die stijl hetzelfde catalogusproduct gebruiken.
● Stel het catalogusproduct in volgens invoeging als u meer flexibiliteit wenst. Stel dat u voor een project verschillende afmetingen van hetzelfde type lift nodig heeft, dan zou u hier telkens een verschillend catalogusproduct voor nodig hebben.
De individuele parameters kunnen niet worden gewijzigd door de projectbeheerder of ontwerper. Ze worden gedefinieerd door het geselecteerde catalogusproduct, ongeacht of het catalogusproduct zelf volgens stijl of volgens invoeging is bepaald.
8.Kies voor elke parameter of u deze Volgens stijl of Volgens invoeging wilt bepalen. Klik naargelang uw voorkeur op een van de twee knoppen.
Om alle parameters in het actieve luik van het dialoogvenster ‘Volgens stijl’ of ‘Volgens invoeging’ in te stellen, klikt u op Alle volgens stijl. Herhaal dit eventueel voor andere luiken.
Om instellingen van een eerder bewaarde stijl te importeren, klikt u op de knop Importeer <Categorie> instellingen. Kies de stijl die u wilt importeren. De instellingen worden enkel voor de parameters in het actieve luik geïmporteerd. Herhaal dit eventueel voor andere luiken.
U kunt de keuze Volgens stijl/invoeging voor een objectstijl enkel instellen via het dialoogvenster ‘<Object> stijl’. Via andere dialoogvensters (objectinstellingen, -voorkeuren en -eigenschappen) is dit niet mogelijk. De iconen voor stijl/invoeging in deze dialoogvensters zijn enkel aanwezig ter informatie. U kunt deze instellingen wijzigen door objectstijlen te bewerken (zie Objectstijlen bewerken). Als gevolg hiervan zullen alle objecten in het bestand die deze stijl gebruiken, aangepast worden, inclusief reeds ingevoegde objecten.
9.Geef de parameterwaarden op. De parameterwaarde die u voor stijlparameters opgeeft ligt vast voor elk object dat deze objectstijl gebruikt en is niet bewerkbaar via de dialoogvensters voor objectinstellingen, -voorkeuren of -eigenschappen. De parameterwaarden volgens invoeging worden als de standaardwaarden ingesteld bij nieuwe invoegingen en zijn voor elk object afzonderlijk bewerkbaar via de dialoogvensters voor objectinstellingen, -voorkeuren en -eigenschappen.
Door de parameterwaarden te wijzigen in het dialoogvenster dat u opent via de knop Instellingen in de Methodebalk, bepaalt u nieuwe standaardinstellingen voor objecten die u hierna in de tekening plaatst. Deze wijzigingen hebben geen invloed op de standaardinstellingen van de objectstijl.
Het standaard dialoogvenster voor een objectstijl lijkt sterk op dat van de objectvoorkeuren of Tabblad Instellingen, waarmee u het object kunt invoegen en bewerken. De enige uitzondering zijn de extra parameters voor het bepalen van de objectstijl.
1. Geef een Naam op voor de stijl. Let op: deze moet uniek zijn in het bestand.
2.Klik op de knop Instellingen objectstijl/invoeging.
Het dialoogvenster ‘Instellingen objectstijl/invoeging’ wordt geopend met de daarin de Naam van de stijl.
3.Als het parametrische object de mogelijkheid voorziet om catalogusinstellingen te gebruiken (zie Concept: Objectstijlen en catalogusproducten), zullen hier ook catalogusparameters worden weergegeven. Is dit niet het geval, ga dan verder naar stap 9.
Als een catalogusproduct reeds gekoppeld is aan de stijl, vindt u naast Haal op uit catalogus een beschrijving van het product.
4.Om een catalogusproduct voor de objectstijl te gebruiken, vinkt u de optie Gebruik catalogus aan. Selecteer vervolgens een catalogus uit de lijst.
5.Klik op Haal op uit catalogus.
Het catalogusvenster wordt geopend met in de titelbalk de naam van de huidige catalogus.
6.Selecteer het catalogusproduct dat u wilt gebruiken voor de objectstijl zoals beschreven in Catalogusproducten selecteren voor objectstijlen van parametrische objecten.
7.Klik op OK om terug te keren naar het dialoogvenster ‘Objectstijl parametrisch object’.
8.Klik op de knop Volgens stijl/invoeging naast Haal op uit catalogus om te bepalen of de selectie van de catalogus zelf volgens stijl of volgens invoeging gebeurt.
● Stel het catalogusproduct in volgens stijl om zeker te zijn dat alle objecten met die stijl hetzelfde catalogusproduct gebruiken.
● Stel het catalogusproduct in volgens invoeging als u meer flexibiliteit wenst. Voor een project kan het bijvoorbeeld nodig zijn om liften van hetzelfde type, maar met een verschillende capaciteit in te voegen. In dat geval is moet elke lift in de tekening gekoppeld worden aan een verschillende catalogusproduct.
De individuele parameters kunnen niet worden gewijzigd door de projectbeheerder of ontwerper. Ze worden gedefinieerd door het geselecteerde catalogusproduct, ongeacht of het catalogusproduct zelf volgens stijl of volgens invoeging is bepaald.
9.Het dialoogvenster bevat een lijst met de namen van alle parameters. Naast elke parameter vindt u een knop waarmee u kunt wisselen tussen de opties Volgens stijl en Volgens invoeging. Elke parameter die niet is ingesteld volgens catalogus, kunt u via de knop Volgens stijl/invoeging de gewenste instelling geven.
U kunt de keuze Volgens stijl/invoeging voor een objectstijl enkel instellen via het dialoogvenster ‘<Object> stijl’. Via andere dialoogvensters (objectinstellingen, -voorkeuren of -eigenschappen) is dit niet mogelijk. U kunt deze instellingen wijzigen door objectstijlen te bewerken (zie Objectstijlen bewerken). Als gevolg hiervan zullen alle objecten in het bestand die deze stijl gebruiken, aangepast worden, inclusief reeds ingevoegde objecten.
10.Klik op OK om terug te keren naar het dialoogvenster ‘Objectstijl parametrisch object’.
11.Geef de parameterwaarden op. De parameterwaarde die u voor stijlparameters opgeeft ligt vast voor elk object dat deze objectstijl gebruikt en is niet bewerkbaar via de dialoogvensters voor objectinstellingen, -voorkeuren of -eigenschappen. De parameterwaarden volgens invoeging worden als de standaardwaarden ingesteld bij nieuwe invoegingen en zijn wel bewerkbaar via de dialoogvensters voor objectinstellingen, voorkeuren en eigenschappen.
Door de parameterwaarden te wijzigen in het dialoogvenster dat u opent via de knop Instellingen in de Methodebalk, bepaalt u nieuwe standaardinstellingen voor objecten die u hierna in de tekening plaatst. Deze wijzigingen hebben geen invloed op de standaardinstellingen van de objectstijl.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~