|
Online videotraining: Digitaal terreinmodel (DTM) aanmaken |
Gereedschap |
Gereedschappenset |
Baken
|
Landschap |
Bakens zijn 3D-punten die in het 2D/Planaanzicht worden afgebeeld met een tekstveld dat gegevens over hoogte, coördinaten, ed. bevat. Door middel van een baken kunt u een punt op het terreinmodel voorzien van hoogtegegevens. Een baken kan ook gebruikt worden als een terreinbewerkingsobject. Als het bestand en de ontwerplaag gegeorefereerd zijn, kan een baken dienen als een geografische aanduiding.
Gevorderde gebruikers met gegeorefereerde bestanden die Breedtegraad/Lengtegraad (WGS84) of Lengtegraad/Breedtegraad (WGS84) bij Weergave tekst voor het baken hebben ingesteld, kunnen bijkomende rasterbestanden plaatsen in de Plug-ins\Common\Data submap binnen de Gebruikersmap. De toegevoegde rasterbestanden zorgen voor een extra nauwkeurige omzetting naar WGS84. Als u geen rasterbestanden hebt, kunt u er hier downloaden: https://proj.org/download.html.
Methode |
Omschrijving |
Eén baken |
Gebruik deze methode om één baken in te voegen. |
D.m.v. controlepunten |
Gebruik deze methode om een baken in te voegen op ieder controlepunt van de polygoon die u hierna tekent. |
Instellingen |
Klik op deze knop om de standaardinstellingen voor bakens aan te passen. |
Niveau |
Geef de standaardhoogte voor bakens in. |
Om een baken te plaatsen:
1. Activeer het gereedschap en de methode.
Naast het gereedschap Baken kunt u ook meerdere bakens invoegen door middel van een raster (zie Brongegevens toevoegen met Ingave d.m.v. een raster.
2.Klik op het terreinmodel om het baken te plaatsen of teken een tijdelijke polygoon om een serie bakens te plaatsen op ieder controlepunt en dubbelklik om de reeks te eindigen.
Als u het gereedschap Baken voor de eerste keer gebruikt, verschijnt het instellingenvenster van het baken automatisch. Stel de standaardwaarden in. Na het invoegen van het object kunt u de eigenschappen ervan wijzigen via het Infopalet.
Als u de ID-parameter automatisch incrementeel wilt laten toenemen, dient u de optie Automatische nummering aan te vinken en een Beginnummer op te geven. Anders laat u Automatische nummering uitgeschakeld en geeft u het standaard ID-nummer op voor bakens.
3.De bakens worden aan de tekening toegevoegd op de hoogte die in de Methodebalk bij Niveau is ingegeven.
Gebruik het commando Plaats op terreinoppervlak om de bakens dezelfde hoogte te geven als het oppervlak van het terreinmodel (zie Objecten op het terreinoppervlak plaatsen).
4.Als u de bakens gebruikt als terreinbewerkingsobjecten, werk het terreinmodel dan bij om de aanpassingen door te voeren. Selecteer hiervoor het terreinmodel en klik in het Infopalet op Bijwerken.
5.Verplaats het controlepunt om het label en de aanduidingslijn aan te passen. Als er meerdere bakens in de tekening staan, kunt u het commando Aanduidingslijnen uitlijnen en verdelen gebruiken om de leesbaarheid van de labels te verbeteren (zie Aanduidingslijnen uitlijnen en verdelen).
Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~