|
Online videotraining: Digitaal terreinmodel (DTM) aanmaken |
Commando |
Werkomgeving: Locatie |
Terreinmodel d.m.v. brongegevens |
● Vectorworks Architectuur: Architectuur > Terreinmodel verwerking ● Vectorworks Landschap: Landschap > Creëer terreinmodel |
Een terreinmodel kan worden aangemaakt door middel van brongegevens of door middel van een getekende omtrek (zie Een terreinmodel creëren door middel van een omtrek).
De brongegevens worden eerst omgezet naar een Digitaal Terrein Model dat de toestand van het terrein weergeeft zoals opgemeten. Hoe u deze standaardinstelling wijzigt, vindt u in Voorkeuren document tabblad Weergave.
Om een terreinmodel te creëren op basis van brongegevens:
1. Controleer of de brongegevens correct zijn. Het terreinmodel kan worden berekend vanuit 3D-loci, 3D-polygonen, bakens, een puntenwolk of door één van de methodes beschreven onder Brongegevens terreinmodel. Gebruik het commando 3D-brongegevens controleren om eventuele problemen met de brongegevens op te sporen (zie 3D-brongegevens controleren).
2.Selecteer de brongegevens.
3.Selecteer het commando.
Als u brongegevens gebruikt onder de vorm van een puntenwolk wordt het dialoogvenster ‘Concentratie punten op terreinmodel’ geopend. Geef het aantal 3D-loci in dat u wilt afleiden of versleep de schuifknop om het aantal 3D-loci te bepalen (zie 3D-loci afleiden van een puntenwolk).
Het dialoogvenster ‘Terreinmodel’ wordt geopend. Stel de parameters voor het terreinmodel in.
Klik om de velden te tonen/te verbergen.
Veld |
Omschrijving |
Naam |
Geef een naam op voor het terreinmodel. |
Brongegevens behouden |
Vink deze optie aan om de brongegevens niet te verwijderen bij het creëren van het terreinmodel. Bij gebruik van het commando Terreinmodel d.m.v. brongegevens blijven de brongegevens of de puntenwolk - indien het terreinmodel rechtstreeks van een puntenwolk werd gecreëerd - behouden; bij gebruik van het commando Terreinmodel d.m.v. omtrek blijft het originele object behouden. |
Bewaarde sets |
Zie Bewaarde instellingensets gebruiken om sets van bewaarde instellingen te creëren en te beheren. |
2D/Plan-voorvertoning |
Dit is de voorvertoning in 2D/Planaanzicht van het terreinmodel. |
3D-voorvertoning |
Dit is de 3D-voorvertoning van het terreinmodel. |
Grafische instellingen |
Klik op deze knop om het dialoogvenster ‘Grafische instellingen’ te openen. Hier definieert u de grafische instellingen, alsook de parameters voor hoogte- en hellingsanalyses (zie De grafische instellingen van een terreinmodel aanpassen). |
Klik om de velden te tonen/te verbergen.
Veld |
Omschrijving |
Instellingen hoogte |
|
Max. hoogte |
Geef de maximumhoogte op waarvoor u hoogtelijnen wenst te creëren. Wanneer de maximumhoogte lager is dan de minimumhoogte worden er geen hoogtelijnen gecreëerd. Dit kan echter van pas komen voor afgraaf- en aanvulvolumes (bijvoorbeeld voor vijvers of zones met vulmateriaal). Wanneer de minimum- en maximumhoogte niet langer zouden voldoen om de terreinbewerkingen weer te geven, verschijnt er een waarschuwingsvenster om het bereik van het terreinmodel uit te breiden. Vink de optie Min./Max. uitbreiden indien nodig aan om de waarschuwing niet weer te geven en het bereik automatisch uit te breiden. |
Min. hoogte |
Geef de minimumhoogte op waarvoor u hoogtelijnen wenst te creëren. Hiermee definieert u de onderzijde van het terreinmodel. Deze waarde wordt in het Infopalet overgenomen als Hoogte laagste punt voor het terreinmodel. |
Min./Max. uitbreiden indien nodig |
Vink deze optie aan om de maximum- en/of minimumwaarden voor de hoogte, indien nodig, automatisch te verleggen, zonder hiervoor een waarschuwing te tonen en bevestiging te vragen. |
Niveau maaiveld |
Geef de hoogte van het maaiveld op. Deze wordt alleen gebruikt om het volume te berekenen tussen het onregelmatige oppervlak voorgesteld door het terreinmodel en het horizontale maaiveld. |
Instellingen hoogtelijnen |
|
Interval hoogtelijnen |
Geef een positieve waarde op voor het interval tussen de opeenvolgende hoogtelijnen. |
Ref. hoogtelijn iedere |
Geef op om de hoeveel opeenvolgende hoogtelijnen u een referentiehoogtelijn wenst weer te geven. |
Hoogte eerste ref. hoogtelijn |
Geef de hoogte waarop de eerste referentiehoogtelijn moet worden getekend.
|
Lengte segment |
Bepaal de lengte van de rechte lijnsegmenten waarin de gebogen delen van de bestaande hoogtelijnen verdeeld moeten worden. Een lagere waarde resulteert in vloeiendere curven. Geef als waarde 0 (nul) op voor een maximale segmentatie naargelang de in de Vectorworksvoorkeuren gekozen 2D-conversieresolutie (zie Voorkeuren Vectorworks: Categorie Tekenmethode). |
Gebruik bewerkingsobjecten op |
|
Alle lagen |
Selecteer deze optie om alle bewerkingsobjecten die in dit document aanwezig zijn, op het terreinmodel toe te passen. |
Zichtbare lagen |
Selecteer deze optie om alleen de bewerkingsobjecten die zich op de zichtbare lagen bevinden, op het terreinmodel toe te passen. De bewerkingsobjecten op onzichtbare lagen zullen geen invloed hebben op het terreinmodel. |
Alleen op de ontwerplaag van het terreinmodel |
Selecteer deze optie om alleen de bewerkingsobjecten die zich op dezelfde ontwerplaag bevinden als het terreinmodel bevinden, op het terreinmodel toe te passen. |
Met deze optie opent u het dialoogvenster ‘Selecteer lagen’. Hier kunt u aangeven welke ontwerplagen met bewerkingsobjecten invloed hebben op het Toekomstig terreinmodel. De geselecteerde lagen worden aangeduid d.m.v. een vinkje in de kolom Gebruik. Klik op Nieuwe laag om een nieuwe ontwerplaag te creëren en geef een naam op voor deze nieuwe laag. Klik op OK. Klik op OK om terug te keren naar het dialoogvenster ‘Terreinmodel’. De keuzelijst Gebruik bewerkingsobjecten op bevat nu ook de optie Lagen op maat. |
Klik om de velden te tonen/te verbergen.
Veld |
Omschrijving |
Weergave |
Selecteer het terreinmodel dat u wenst weer te geven. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een Huidig en een Toekomstig terreinmodel. Een huidig terreinmodel is een weergave van het terrein zoals het werd opgemeten, een toekomstig terreinmodel de weergave van het terrein na bewerking. Deze instellingen kunt u nadien nog aanpassen via het Infopalet. |
Huidig |
Selecteer deze optie om alleen het huidige terreinmodel weer te geven, inclusief eventuele terreinbewerkingsobjecten die toegepast zijn op het bestaande terreinmodel. |
Toekomstig |
Selecteer deze optie om alleen het toekomstige terreinmodel weer te geven (het huidige model na bewerking door eventuele terreinbewerkingsobjecten die van toepassing zijn op het toekomstige terreinmodel). |
Huidig + toekomstig |
Selecteer deze optie om zowel het toekomstige als het huidige terreinmodel weer te geven. Dit is nuttig wanneer u het terreinmodel gebruikt om een hellingenkaart te ontwerpen met daarop verschillende topografische lijnstijlen om het huidige en het toekomstige terreinmodel aan te geven. |
Type |
Selecteer de 2D-weergave van het terreinmodel. |
Hoogtelijnen |
Selecteer deze optie om het terreinmodel in 2D weer te geven door middel van hoogtelijnen. |
Vloeiende hoogtelijnen |
Selecteer deze optie om het terreinmodel in 2D weer te geven door middel van afgevlakte hoogtelijnen. |
Ingekleurde hoogtelijnen (naargelang hoogte) |
Selecteer deze optie om het terreinmodel in 2D weer te geven door middel van hoogtelijnen. De verschillende niveaus tussen de hoogtelijnen worden ingekleurd. Deze weergave stelt u in staat om een niveau-analyse uit te voeren (klik hiervoor op de knop Grafische instellingen en ga naar het tabblad Terreinanalyse). |
Ingekleurde hoogtelijnen (naargelang helling) |
Selecteer deze optie om het terreinmodel in 2D weer te geven door middel van hoogtelijnen. De hellingen worden ingekleurd naargelang het opgegeven bereik. Deze weergave stelt u in staat om een hellinganalyse uit te voeren (klik hiervoor op de knop Grafische instellingen en ga naar het tabblad Terreinanalyse). |
Trianguleren |
Selecteer deze optie om het terreinmodel in 2D weer te geven door middel van een netwerk van driehoeken. |
Ingekleurd trianguleren |
Selecteer deze optie om het terreinmodel in 2D weer te geven door middel van een netwerk van driehoeken. De hellingen worden ingekleurd naargelang het opgegeven bereik. Deze weergave stelt u in staat om een hellinganalyse uit te voeren (klik hiervoor op de knop Grafische instellingen en ga naar het tabblad Terreinanalyse). |
Omtrek |
Vink deze optie aan om een gesloten polygoon weer te geven die de omtrek van het terreinmodel voorstelt. |
Toon waarden hoogtelijnen |
Vink deze optie aan om de waarden van hoogtelijnen weer te geven. |
Primaire hoogtelijnen |
Vink deze optie aan om alleen de waarden van primaire hoogtelijnen weer te geven. |
Primaire en secundaire hoogtelijnen |
Vink deze optie aan om de waarden van zowel primaire als secundaire hoogtelijnen weer te geven. |
Tekst volgens hoogtelijnen |
Vink deze optie aan om de labels automatisch in de richting van de hoogtelijnen te roteren. |
Afwateringspijlen |
Vink deze optie aan om afwateringspijlen weer te geven. |
Onderlinge afstand afwateringspijlen |
Geef de afstand tussen de afwateringspijlen op. |
Volgens helling |
Vink deze optie aan om de schaal van de afwateringspijlen aan te passen in verhouding tot het onderliggende terrein. Afwateringspijlen op steile hellingen zullen langer zijn dan afwateringspijlen op vlakke stukken. Hierdoor zult u gebieden met grotere afwateringsdebieten door hellende oppervlakken duidelijker kunnen onderscheiden. |
Klik om de velden te tonen/te verbergen.
Veld |
Omschrijving |
Weergave |
Selecteer de terreinmodellen die u wenst weer te geven. Deze instellingen kunt u nadien nog aanpassen via het Infopalet. |
Geen |
Selecteer deze optie om alleen het 2D-terreinmodel weer te geven, zonder 3D-component. |
Huidig |
Selecteer deze optie om het huidige 3D-terreinmodel weer te geven. |
Toekomstig |
Selecteer deze optie om het toekomstige 3D-terreinmodel weer te geven. |
Afgraaf- en aanvulvolumes |
Selecteer deze optie om de afgraaf- en aanvulvolumes weer te geven. Plaatsen waar het huidige en het toekomstige terreinmodel overeenkomen, worden voorgesteld door een vlak. Een afgraafzone wordt weergegeven als een soort put, een aanvulzone als een verhoging. (Om de kleuren voor de af te graven en aan te vullen volumes te selecteren, klikt u op de knop Grafische instellingen en opent u het tabblad Terreinmodel.) |
Type |
Selecteer de 3D-weergave van het terreinmodel |
Trianguleren |
Selecteer deze optie om een draadwerk op te bouwen door middel van driehoekige 3D-facetten die gegenereerd worden volgens Triangulated Irregular Network (TIN). Deze methode is de meest nauwkeurige, omdat er geen interpolaties worden toegepast. Vink de optie Toon boord ondergrond aan om een volume na te bootsen. |
Ingekleurd trianguleren (naargelang hoogte) |
Selecteer deze optie om een draadwerk op te bouwen door middel van driehoekige 3D-facetten. Het draadwerk wordt ingekleurd op basis van de hoogtewaarden. Deze weergave stelt u in staat om een niveau-analyse uit te voeren (klik hiervoor op de knop Grafische instellingen en ga naar het tabblad Terreinanalyse). |
Ingekleurd trianguleren (naargelang helling) |
Selecteer deze optie om een draadwerk op te bouwen door middel van driehoekige 3D-facetten. De hellingen worden ingekleurd naargelang het opgegeven bereik. Deze weergave stelt u in staat om een hellinganalyse uit te voeren (klik hiervoor op de knop Grafische instellingen en ga naar het tabblad Terreinanalyse). |
Raster |
Selecteer deze optie om het terreinmodel weer te geven door middel van een regelmatig raster met gesloten 3D-polygonen, bepaald door de opgegeven waarde voor Breedte/hoogte raster. |
Ingekleurd raster (naargelang hoogte) |
Selecteer deze optie om het terreinmodel weer te geven door middel van een regelmatig raster met gesloten 3D-polygonen en ingekleurd op basis van de hoogtewaarden. |
Ingekleurd raster (naargelang helling) |
Selecteer deze optie om het terreinmodel weer te geven door middel van een regelmatig raster met gesloten 3D-polygonen. De hellingen worden ingekleurd naargelang het opgegeven bereik. Deze weergave stelt u in staat om een hellinganalyse uit te voeren |
Verticaal raster |
Selecteer deze optie om het terreinmodel voor te stellen door middel van een reeks verticale cellen. |
Hoogtelijnen |
Selecteer deze optie om het terreinmodel voor te stellen door middel van horizontale 3D-polygonen. |
Geëxtrudeerde hoogtelijnen |
Selecteer deze optie om het terreinmodel op te bouwen door extrusies, met een dikte gelijk aan het interval van de hoogtelijnen, als horizontale blokken op elkaar te stapelen. De blokken worden opgebouwd vanaf de omtrek en lopen tot de hoogste hoogtelijn. Deze weergave kunt u het best vergelijken met maquettebouw waarin lagen karton worden gestapeld. |
Ingekleurde geëxtrudeerde hoogtelijnen (naargelang hoogte) |
Selecteer deze optie om het terreinmodel op te bouwen door extrusies, met een dikte gelijk aan het interval van de hoogtelijnen, als horizontale blokken op elkaar te stapelen. De extrusies worden ingekleurd op basis van de hoogtewaarden. |
Toon boord ondergrond (voor getrianguleerde terreinmodellen) |
Vink deze optie aan om een boord en ondergrond aan het draadwerk toe te voegen en zo een volume na te bootsen. |
Hoogtelijnen (voor getrianguleerde terreinmodellen) |
Vink deze optie aan om hoogtelijnen weer te geven op het oppervlak van het 3D-terreinmodel. |
Afvlakken d.m.v. drempelwaarde (voor getrianguleerde terreinmodellen) |
Vink deze optie aan om het terreinmodel afgevlakt weer te geven bij rendering. |
Drempelwaarde |
Bepaal de mate van afvlakking; hoe hoger de waarde, hoe sterker het oppervlak wordt afgevlakt (geef een waarde op tussen 0 en 180). |
Breedte/hoogte raster (voor terreinmodellen in rasterweergave) |
Bepaal de grootte van het raster voor de 3D-weergave. |
D.m.v. breedte/hoogte |
Selecteer deze optie om het raster te creëren op basis van de opgegeven breedte (X) en hoogte (Y). |
D.m.v. aantal vakken |
Selecteer deze optie om het raster te creëren op basis van het opgegeven aantal vakken langs de X- en Y-as. |
X/Y |
Geef de breedte/hoogte van het raster op of het aantal vakken langs de X-/Y-as. |
Raster d.m.v. vierkanten (ong.) |
Vink deze optie aan om een raster van vierkante 3D-polygonen weer te geven. De Y-waarde wordt automatisch berekend op basis van de X-waarde; dit resulteert in een raster waarvan de polygonen zo dicht mogelijk bij een vierkante vorm aanleunen. De X-waarde kan afhankelijk van de berekening verschillen. |
Gebruik textuur geoafbeelding |
Vink deze optie aan om een geoafbeelding te gebruiken als textuur voor het terreinmodel. Vanwege licentiebeperkingen kan de geoafbeelding echter niet met het bestand worden opgeslagen voor offline gebruik; de geoafbeelding blijft beschikbaar zolang u in het bestand werkt. Klik in het Infopalet op de knop Bijwerken om de geoafbeelding opnieuw te downloaden nadat u het bestand hebt opgeslagen. |
Service / Selecteer service |
Hier wordt de huidige service weergegeven. Klik op de knop Selecteer service om het dialoogvenster ‘Selecteer service’ te openen en een andere service te selecteren (zie De tekening geolokaliseren). |
Resolutie afbeelding |
Hier bepaalt u de resolutie voor de geoafbeelding. Selecteer Automatisch om een afbeelding te creëren op basis van de grootte van de getekende vorm en het zoomniveau. Selecteer de optie Op maat (pixels) om het aantal horizontale pixels voor de afbeelding op te geven (het aantal verticale pixels wordt automatisch berekend op basis van de breedte/hoogte verhouding). Opgelet: een te hoog ingestelde resolutie kan afhankelijk van de grootte en het zoomniveau van de geoafbeelding de prestaties negatief beïnvloeden of het downloaden doen mislukken. |
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
De grafische instellingen van een terreinmodel aanpassen
Eigenschappen van het terreinmodel
Een terreinmodel creëren door middel van een omtrek
De hoogtelijnen van een terreinmodel bewerken
Het oppervlak van een terreinmodel modelleren
Een momentopname van een terreinmodel maken
Overzicht terreinmodelwijzigingen